Realizatie,
Vanuit onze
huidige omgang met taal, is het bijna onvoorstelbaar, dat ons ware geluk zich
bevindt in het luisterend spreken – in het praten met onszelf en het luisteren
naar onze eigen stem, dat uitmondt in het schrijven met en naar onszelf – omdat
wij op deze manier eindelijk onze eigen taal gaan hebben. Anders gezegd, het
praten met anderen, maakt ons nooit gelukkig, omdat het ons ervan weerhield, om
onze eigen taal te ontdekken. Enkel wanneer wij dus alleen kunnen zijn met onszelf,
dan zijn wij in staat om onze eigen Belichaamde Taal (BT) te waarderen.
Onze BT is alleen
te delen met hem of haar, die, net als wij, ook alleen kan zijn, mag zijn en
wil zijn, met zichzelf of met haarzelf, in zijn of in haar eigen taal. Deze
realizatie is onvermijdelijk en noodzakelijk, want ieder mens, creert en leeft,
als individu – of wij het nou met onze taal erkennen of niet – in zijn of in
haar eigen wereld. Uiteraard is er voor iedereen die BT kan hebben, het begrip,
dat het echt zo is, dat iedereen in de door-zichzelf-met-taal-gecreerde
realiteit leeft. Er is dus geen conflict in BT, omdat we weten en erkennen, dat
ieder zijn of haar eigen taal heeft. Onze waardering voor iemand’s taal, kan
alleen echt zijn, indien wij onze eigen taal zijn gaan hebben. Zolang als dat
dit niet het geval is, is de taal van anderen altijd in conflict met onze eigen
taal, omdat die eigen taal eigenlijk nooit aan bot komt.
Vanwege onze
Ontlichaamde Taal (OT), leven wij vanuit de veronderstelling, dat wat anderen
hebben gezegd of geschreven, belangrijker zou zijn, dan wat wij zelf zouden
hebben kunnen zeggen of schrijven. Er vindt een vervorming van taal plaats,
waarin de een zogenaamd intelligenter zou zijn dan de ander en ons concept van
rationaliteit wordt gebaseerd op wat er van ons wordt vereist en afgedwongen. Men
zegt bijvoorbeeld, dat men wel het recht heeft op het hebben van een eigen
mening, maar men heeft niet het recht (volgens anderen, die het zogenaamd beter
weten en het daardoor voor het zeggen lijken te hebben) op door onszelf-bepaalde
feiten. Wij geloven er heilig in, dat wetenschappelijke feiten een objectieve
en dus, ontlichaamde, werkelijkheid, buiten onszelf, vertegenwoordigen en dat al
onze meningen altijd subjectief zijn en ons belemmeren om bij die belangrijke feiten
te blijven. Om feitelijk, wetenschappelijk of rationeel te kunnen zijn
en te blijven, zetten wij onze eigen ervaring overboord, want – zo gaat de OT–redenatie
– onze subjectiviteit weerhoudt ons van het objectieve waarnemen.
Of het nou
wiskunde, natuurkunde of scheikunde is, doet er niet toe, iets leren is altijd
moeilijk, omdat wat wij van nature geneigd zijn om te doen moet worden genegeerd.
Om te leren, zo zegt men in OT, is het van het grootste belang, af te leren wat
dat zogenaamde leren in de weg staat. Er valt niet om heen te gaan, dat het hebben
van een eigen taal, het leerproces in de weg staat, waarin wij in het keurslijf
van de taal van anderen worden gedreven.
Omdat wij
het grote verschil tussen OT en BT nog niet erkennen, is er geen enkele duidelijkheid
over wat toch elke keer het leer-proces voor het hebben van wenselijk – in
plaats van onwenselijk – gedrag verhinderd. Al onze problemen zijn in feite gedrags
problemen en komen neer op ons onvermogen, om onwenselijk, reaktief, impulsief, onbewust gedrag
te beheersen, zodat wij daadwerkelijk aan bewust, vrij, intelligent, beschaafd
gedrag kunnen toekomen.
Men zegt, in OT, dat iemand onintelligent is, omdat hij of zij niet gedwongen wil worden, iets
vreemds en geforceerds toe te laten en om wat comfortabel is te ontkennen. Er wordt
ons voorgehouden, dat je ongemakkelijk
voelen en iets moeilijk vinden, juist uitdagingen zijn, die we moeten aanvaarden,
want anders komen wij niet verder, anders maken wij geen vorderingen, in het
zogenaamde intellectuele process. Intelligentie, zo wordt ons verteld, vraagt
inspanning, maar geen ontspanning. In BT, echter, zijn wij volledig ontspannen
en doen wij dus geen enkele moeite, terwijl onze eigen taal natuurlijk stroomt,
als een heldere, klaterende beek.
Wij weten
met onze eigen taal, met BT, altijd wat er met ons aan de hand is en zien geen noodzaak,
om door wat of wie dan ook gedwongen te worden, om kennis te vergaren of om iets te leren, dat
ons van onszelf vervreemd. Vanuit BT geredeneerd, is de meeste kennis – die we,
ongemerkt, jarenlang, met veel pijn en moeite, overal met ons mee hebben gezeuld
en waarover we, in de ijdele hoop, om onszelf te overtuigen van de zogenaamde waarde,
hoog van de toren zijn blijven blazen – een hoofd-pijn-veroorzakende, gewichtige,
uitputtende ballast. En, dit is geen Oosterse wijsheid, maar een feit.
Zodra wij
onze eerste stappen in BT nemen – in het praten met en het luisteren naar
onszelf – wordt het duidelijk, dat wij niet
weten, wat wij denken te weten, vanuit ons grandioze, in OT–gefantaseerde, vermogen,
om zogenaamd te kunnen denken. Het zogenaamde denken is voor iedereen een gigantisch
probleem, omdat ogenschijnlijk iedereen gevangen zit, in wat we onze mind
noemen, die het geloof in stand houdt,
dat onze taal zowel iets uiterlijks, als iets innerlijks is. Met BT weten we echter
in een klap en zonder enige moeite, dat taal, altijd, uitsluitend en alleen,
gesproken, gehoord, geschreven of gelezen wordt. De dualiteit van uiterlijk en
innerlijk lost op in BT. Er bestaat evenwel absoluut geen taal binnenin ons – in
onze hersenen zijn geen woorden te bekennen – en er is dus ook niet zoiets als
een mind of dat zogenaamde stilletjes denken. Het is onze onnatuurlijke, gedwongen
wijze van spreken – OT – die deze auditieve illusie in stand houdt. Wij geloven
dat iets er is, wat er in werkelijkheid niet is.
Wellicht
hebben wij eens iets vernomen van visuele illusies. Zo kan een schilderij op de
grond, de illusie van een afgrond creeren. Wij zijn vanwege OT, sinds mensen-heugenis,
allen begoocheld gebleven door de klank van sprekers, die – ook al kenden zij
het verschil niet tussen OT en BT – pretendeerden dat zij BT hadden. Onze
intelligentie gaat met BT iets heel anders betekenen en gaat dus ook heel
anders functioneren dan in OT, omdat wij tot de realizatie zijn gekomen, dat taal,
enkel bestaat uit woorden, die gehoord of gezien kunnen worden en dat iedere
referentie aan taal als een innerlijk process – beter bekend als het denken – verwarrende
onzin is. Als iemand iets zegt en de ander begrijpt het niet, dan is dat, omdat
de klank van de stem van de spreker niet was aangepast aan de luisteraar. En,
als de spreker naar zichzelf zou gaan luisteren – wat dus in OT nooit of te nimmer
gebeurd – dan kwam hij of zij tot de verbazingwekkende realizatie, dat hij of
zij, als spreker, niet eens naar zichzelf luisterde.
De
realizatie van het onomstotelijke feit, dat wij, in onze, als normaal
beschouwde, alledaagse, normale wijze van spreken, niet naar onszelf luisteren,
heeft tot gevolg gehad, dat onze taal ons weerhoudt, om de verstrekkende
negatieve gevolgen te beseffen van de gigantische leugen, die wij ons denken
zijn blijven noemen. Simpel gezegd, is het ons geloof in ons denken, dat tot
gevolg heeft gehad, dat wij niet meer met elkaar praten. Bovenal is het
natuurlijk zo, dat wij niet met elkaar praten, omdat wij niet met onszelf
praten. In BT, praten wij echter op dezelfde wijze met onszelf als met elkaar,
maar in OT ervaren we het conflict tussen hoe we met anderen of met onszelf
praten. Ook al praten we nooit hardop met onszelf, zoals wij dat zouden doen in
BT en ook al kennen wij het enorme verschil nog niet tussen OT en BT, toch is dat
verschil er al. Het voorgenoemde conflict, tussen hoe wij met onszelf of met
anderen praten, is dus, net als ons denken, een illusie. In OT, is het praten
met onszelf de fantasie van het hebben van een innerlijk-prive gesprek, dat
altijd haaks staat op wat er in werkelijkheid door ons wordt gezegd.