Geboorteplaats,
Terwijl ik
dit schrijf, wacht ik tot mijn kom met thee is afgekoeld. Als ik dan die heerlijke,
caffeine-vrije warme, zoethout-thee heb opgedronken, dan ga ik lekker vroeg naar
bed. Ik ben al behoorlijk moe, want het was een koude, donkere dag, waarin
ik nog steeds aan het bijkomen was, van de enorme plotselinge huilbui, die ik
gisteren had.
Ofschoon ik
zelf niet op aan social media doe, heeft Bonnie, mijn vrouw, een tablet, met
Facebook, waar ze eigenlijk zelden of nooit naar kijkt. Af en toe, volg ik daarop
het nieuws, van wat er in onze omgeving gebeurt en lees ik soms ook wel eens over
wat er in Holland aan de hand is. Gisteren stuitte ik op allerlei informatie over
mijn geboorteplaats Denhaag, waar ik opgroeide in de wijk Vrederust.
Ik kon ineens
niet stoppen met kijken, naar tal van ontroerende fotos, van families met
kinderen, uit de zestiger en zeventiger jaren, die mensen, die daar ook vroeger
hadden gewoond, hadden geplaatsd. Men reageerde meestal heel aangenaam op
elkaars fotos en herinneringen en beaamde hoe fijn het was, om daar te zijn
opgegroeid, ofschoon de buurt wel enorm achteruit was gegaan.
Mijn oude
buurt, ook wel Denhaag Zuid-West werd genoemd, was eigenlijk een heel speciale
wijk, die, vlak na het beindigen van die afgrijzelijke vijf jaar durende Tweede
Wereld oorlog, letterlijk uit de grond werd gestampt. Na de bevrijding van de
Nazies, brak een hoopvolle tijd van wederopbouw en samenhorigheid aan. Aangezien
er grote woningsnood was, slaagde men er in korte tijd in, om te voorzien in de
behoefte aan betaaldbare, eensgezins huur-woningen.
Blokken met huizen
met balkonnetjes en tamelijk grote ramen, met portieken, die drie of vier hoog waren,
werden afgewisseld met galerijen en lage rijtjes huizen, met eigen kleine
tuintjes. Alles was zodanig opgezet, dat iedereen gebruik maakte van de gemeenschappelijke
achtertuinen en er was een groenvoorziening met geurige rozen en bloeiende
struiken. Iedere buurt had zijn eigen naam en winkel centrum, waar veelal
kleine ondernemers hun zaak hadden. Zo hadden wij binnen loopbereik een schoenenwinkel,
slagerij, kruidenier, drogist, bakkerij, patat en ijs winkel en bloemen zaak en
iets verder, een fietsenwinkel, een speelgoedwinkel en een kapper. Deze sociale
woningbouw bood volop ruimte voor tal van gemeenschappelijke activiteiten, kerken,
scholen, padvinderij, speeltuinen en sportclubs. Ik realiseer me nu, hoe
aangenaam en veilig het was, om daar op te kunnen groeien.
Inmiddels
doet met er van alles aan om mijn ouwe, verpauperde buurt weer nieuw leven in
te blazen, maar veel werd er al afgebroken en vervangen door nieuwe woningen.
Schijnbaar is waar ik vroeger heb gewoond en gespeeld, een trekpleister geworden
voor het armere, oudere en werkeloze deel van de bevolking, met tweede en derde
generaties, van veel die uit andere landen naar Nederland zijn gekomen. Toendertijd
was er nog een homogene bevolking, waarin iedereen werkte en een gezin en modaal
inkomen had. Er waren toen nog maar nauwelijks autos en in mijn familie, liepen
wij overal naar toe, reden wij met onze fietsen of gingen wij met bus of tram,
indien nodig. Er waren nog volop lege weilanden en plantsoenen, waar, iedere dag, tal
van kinderen speelden. Ja, zo groeide ik op. Ineens werd ik overvallen door
verdriet en nostalgie, naar wat eigenlijk een heel gelukkige jeugd was, die nu –
ik ben vijfenzestig – heel ver achter me ligt.
Aangezien mijn
Katholieke ouders, vier, en later nog een vijfde, en een zesde kind hadden,
kwamen zij in aanmerking voor een vierkamer rijtjeshuis, waar het touwtje uit
de brievenbusklep in de deur hing en je zo, als kind naar binnen kon. Toen ik
zo al die fotos allemaal bekeek, besefde ik, dat wij eigenlijk, in grote lijnen,
op precies dezelfde manier leefden, als een heleboel andere mensen, in die tijd.
Ik ben daar zo dankbaar voor. Ondanks pijnlijke herinneringen, was ik een enorme
geluksvogel, om daar zo mijn eerste levens jaren door te hebben mogen maken.
Mijn intense
verdriet was vanwege een verlate Kerst kaart, die ik van mijn lieve oude moeder
mocht ontvangen, die door mijn behulpzame zus was geschreven. Ze zei, dat het niet
goed ging met haar en met Pa. Ze is blind en helemaal invalide vanwege de osteopose,
maar ze luistert gelukkig nog wel naar mooie muziek. Ik weet, uit eerdere
sporadische berichten, dat mijn ouders, in iedere geval, gelukkig bij elkaar in
hetzelfde verzorgings tehuis wonen, maar ze zijn beiden, zogezegd, aan het
einde van hun Latijn.
Ik heb al vele
jaren geen of nauwelijks contact meer met hen – en ben sinds mijn emigratie
naar de Verenigde Staten in 1999 nooit meer teruggekeerd naar Nederland – omdat
ik met Belichaamde Taal (BT) verder ging en omdat zij of mijn andere familie leden,
daar klaarblijkelijk geen enkele interesse in hadden. Ik wilde het zo graag met
hen delen, maar het ging niet. Mijn twee broers en drie zussen lieten het
afweten en iedere keer als ik weer probeerde, om met hen om te gaan, voelde ik
mij opnieuw getraumatiseerd en veroordeeld, over wat er vroeger allemaal was gebeurd,
maar waar nooit echt – met BT – over werd gesproken en belandde ik onwillekeurig
weer in de Ontlichaamde Taal (OT).
Op een
gegeven moment, puur uit zelf-behoud, ben ik de boot gaan afhouden en liet ik
nooit meer van me horen. Ik had het nooit zo gewild en geloofde lange tijd niet
eens, dat ik daartoe in staat zou zijn, maar ik zag mij genoodzaakt, om dat te
doen. Mijn eigen familie af te wijzen, was en is nog steeds iets, waar ik nooit
echt overheen heb kunnen komen.
Mijn grote verdriet
heeft eveneens te maken met het aan mezelf erkennen, dat het mij niet is gelukt,
om met mijn familie op goede voet te zijn. Ik koos ervoor, om liever geen
contact te hebben, dan om mij over te geven aan hoe zij het wilden. Ik wilde en
ik wil nog steeds op mijn manier verder en voel van hen – omdat ik altijd het
probleem leek te zijn – geen enkel respect voor mijn manier van leven.
Met het ontvangen
van die droevige, lieve kaart van mijn moeder, die zegt, heel vaak aan mij te
denken, voel ik toch ook weer iets van een verwijt: waar ben je nou, je hebt ons laten stikken. Ik weet, dat ik hen in
de steek heb gelaten en ik huilde ook, om mezelf te kunnen vergeven, omdat ik nou
eenmaal wil wat ik wil en dat dat echt helemaal okay is.
Vroeger, toen
ik – voordat ik, vanwege mijn gecompliceerde, aan de ene kant, gelukkige, maar,
aan de andere kant, ook zeer pijnlijke familie verleden – voor de zoveelste
keer in mijn oude schaamte, verongelijktheid en verdriet schoot, dan was het
altijd alsof de hele wereld voor mij instortte en ik helemaal van voren af aan
moest beginnen, met het opnieuw opbouwen van mezelf. Gelukkig is het dit keer anders.
Ofschoon ik zonder
meer een emotionele uitbarsting had, voelde ik mij niet alsof alles weer in
duigen was gevallen. Integendeel, ik huilde eigenlijk, omdat ik heel goed wist, wat ik gedaan heb, waarom ik het gedaan heb – dat ik met Bonnie besloot om geen
kinderen te hebben – en dat ik door zal gaan met wat ik doe, omdat ik dat zo
wil. Waarschijnlijk heeft het met mijn eigen ouderdom te maken, dat ik eindelijk
het grote schuldgevoel, dat ik gefaald zou hebben, als oudste zoon, als broer, als
oom, maar ook als persoon, die eigenlijk over alles met iedereen had willen
praten, maar die weet, dat het nooit anders zal zijn, zoals het is met zijn
familie.
Ik had natuurlijk
lange tijd toch nog de hoop, dat er iets zou gebeuren, maar ik heb mezelf daarmee
te kort gedaan, door dit te blijven hopen. Het heeft ook vele jaren lang geduurd,
voordat ik echt kon geloven, dat ik BT had en dat iedereen, en dus niet alleen
mijn eigen familie, ongemerkt met OT verder blijft stumperen. Mijn motivatie komt
ook uit een gevoel van verantwoordelijkheid, dat ik als oudste zoon heb en het
feit dat ik iedereen zoveel last heb bezorgd met mijn onaangepastte en
eigenzinnige gedrag. Ik vergeef mezelf nu eindelijk, dat ik gewoon ben wie ik
ben en dat ik in mijn volste recht sta, om met mijn levenswijze verder te gaan,
ook al willen zij dat niet. Ik voel me bevrijd van een last, die ik schijnbaar
nog steeds met mij had meegedragen.
In mijn geboorteplaats,
daar was een plek, waar ik graag kwam. Er waren daar aardig wat bomen, waar ik gemakkelijk
in kon klimmen en vanwaaruit ik alle huizen kon zien. Als kind, moest ik
thuiskomen, om te eten, zodra de lantaren palen aangingen. Het was eigenlijk al
tijd om naar huis te gaan, maar ik zat daar zo lekker, op die tak. Ineens,
hoorde ik een merel zingen en begon ik te huilen, omdat het zo mooi klonk en ik
de eeuwigheid leek te ervaren. Ik strekte me uit op die tak en ik lag daar zo stil
en het was net alsof ik in een heerlijk bed lag. Het was een eerste realizatie,
van wat ik mijn Taal Verlichting (TV) noem, die ik hier met mijn BT beschrijf.
Het is de ontroering die het maakt, dat in het lezen van jouw ervaren, mij zo raakt,mij laat te beseffen, dat de taal die je laat zien, zo overrompelend eerlijk is,vanuit het besef, dat de vriendschap die wij hebben, in onze belichaming kan blijven, zich terug verdiend, zoals het komt,wat jij in je schrijven heb laten zien.Dank je wel Maximus.xxx
ReplyDeleteIk ben zo blij AnnaMieke, dat wij dit met elkaar kunnen delen. Dank je wel voor wie jij bent hierin. Tot morgen.
ReplyDelete